U bent hier: Home / De spelregels / Stedenbouwkundige verordeningen (SV's)

Stedenbouwkundige verordeningen (SV's)

sv's

De stedenbouwkundige verordeningen bepalen de kenmerken die worden opgelegd voor bouwwerken, hun naaste omgeving en de openbare weg. In stedenbouwkundige verordeningen komen heel wat uiteenlopende thema’s aan bod: ligging op het terrein, hoogte en diepte van de gebouwen, bewoonbaarheidsnormen van de woningen, toegang voor personen met een beperkte mobiliteit, plaatsing van reclameborden op de openbare weg en aan de gevels van handelszaken, aanleg van openbare wegen, parkeernormen buiten de openbare weg, schotelantennes, horecaterrassen enz. Het BWRO bepaalt dat stedenbouwkundige verordeningen het verkrijgen van een stedenbouwkundige vergunning kunnen opleggen voor de uitvoering van handelingen en werken die in het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening zelf niet onderworpen zijn aan deze verplichting (en op voorwaarde dat de regering voor deze handelingen en werken geen vrijstelling van vergunning heeft voorzien).

Stedenbouwkundige verordeningen zijn bindende documenten. De principes die in die verordeningen worden gehanteerd, moeten zowel worden nageleefd door overheidsinstanties als privépersonen. Het BWRO voorziet evenwel in de mogelijkheid af te wijken van bepaalde van die principes wanneer een stedenbouwkundige vergunning, een stedenbouwkundig attest, een verkavelingsvergunning of een verkavelingsattest wordt afgegeven. Er dient dan te worden voldaan aan de opgelegde voorwaarden.

Het BWRO voorziet dat zowel het gewestelijke als het gemeentelijke niveau stedenbouwkundige verordeningen kunnen uitvaardigen.

  • De gewestregering verleent haar goedkeuring aan een gewestelijke stedenbouwkundige verordening (GSV), die betrekking heeft op het volledige gewestelijke grondgebied. De regering kan trouwens ook een gezoneerde gewestelijke stedenbouwkundige verordening (GGSV) aannemen. Zo’n GGSV is slechts van toepassing op een deel van het gewest.  
  • Vóór de hervorming van het BWRO, die op 30 november 2017 werd goedgekeurd, hadden de gemeenteraden de mogelijkheid om een gemeentelijke stedenbouwkundige verordening aan te nemen die van toepassing was op hun volledige grondgebied. Sinds de herziening van het BWRO kunnen gemeenten maar een verordening voor hun volledige grondgebied aannemen als die verordening een materie betreft die niet op gewestelijk vlak is geregeld of als die verordening de gewestelijke regelgeving preciseert door aanvullingen te geven. Een dergelijke gemeentelijke verordening wordt “specifieke gemeentelijke stedenbouwkundige verordening” (SGemSV) genoemd. De gemeenten kunnen overigens ook verordeningen aannemen die betrekking hebben op een deel van hun grondgebied. Een dergelijke verordening heet dan “zonale gemeentelijke stedenbouwkundige verordening” (ZGemSV).  

De gewestelijke verordeningen staan hiërarchisch hoger dan de gemeentelijke verordeningen, wat betekent dat de gewestelijke verordeningen de bepalingen van de gemeentelijke verordeningen opheffen als zij niet conform zijn. Het BWRO voorziet in een uitzondering op dat principe: een zonale gemeentelijke stedenbouwkundige verordening kan onder de door het BWRO bepaalde voorwaarden van de gewestelijke stedenbouwkundige verordening (GSV) afwijken. 

Wanneer er echter tegenstrijdigheden zijn tussen een stedenbouwkundige verordening en een bestemmingsplan (of een verkavelingsvergunning), dient het bestemmingsplan (of de verkavelingsvergunning) te worden toegepast (ook als het bestemmingsplan gemeentelijk is en de verordening die daarmee in strijd is gewestelijk is).

Document acties