04.07.2019 - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Dit besluit vervangt het besluit van 8 maart 2001 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering met hetzelfde voorwerp en heft het op.
Het strekt tot de aanpassing van de regelgevende bepalingen betreffende de KCML aan de wijzigingen van artikel 11 van het BWRO door de ordonnantie van 30 november 2017, en tot de schrapping van de talrijke bepalingen van het vroegere besluit die louter parafraseringen van het BWRO waren.
Het besluit bepaalt dat de Commissie onder haar leden minstens een jurist moet tellen naast de in het BWRO vermelde vakgebieden. Het bepaalt ook de onverenigbaarheden, de uitsluitingsgronden en de regels voor de vervanging van de leden.
Net zoals voordien benoemt de Regering uit de leden de voorzitter en de ondervoorzitter, die tot een verschillende taalgroep behoren.
Het is niet langer de Regering die "de ambtenaren van de Administratie van het Erfgoed [aanwijst] die belast worden met dit secretariaat": het gewijzigde BWRO bepaalt voortaan dat het secretariaat verzorgd wordt door het bestuur belast met Monumenten en Landschappen. Fundamenteel zijn de taken van dit secretariaat niet gewijzigd. Onder de personeelsleden van het bestuur moeten echter een secretaris en een adjunct-secretaris aangesteld worden om samen met de voorzitter de nodige handtekeningen te plaatsen.
Het besluit verduidelijkt de respectieve rollen van de voorzitter en van de secretaris, de organisatie van de vergaderingen en het bedrag van de zitpenningen.
Inwerkingtreding van het besluit: 1 september 2019
Document acties